Beleidsplannen

Werkplan Heimanshof 1994 en 20 jaar later.

[een overzicht van het gevoerde en te voeren beleid voor de Heemtuin de Heimanshof]

De Heimanshof was in 1994 een studieobject van Ria Engberts – Bos, die afstudeerde als veldbioloog aan de christelijke Hogeschool in Zwolle. “Spiegel van de Veluwe” is de naam van dit afstudeerproject, een rapport van 148 bladzijden en 3 bijlagen. Daarbij schreef zij ook een handleiding voor docenten of begeleiders van een groep kinderen van 8 – 10 jaar, voor een natuurpad door de Heimanshof.
(Ziedaar de oorsprong van onze tuinkoffertjes voor kinderen.) Aad Valk maakte onderstaande samenvatting om financiën te werven voor de uitvoering.

Ria begon te inventariseren wat er zoal per gebied groeide, en trok daaruit conclusies over het soort biotoop dat er was. En uiteindelijk maakte ze een indeling van de tuin met alle verschillende biotopen die mogelijk waren. Ze deed ook voorstellen tot bodemverbetering op sommige plaatsen.

Karakteristiek van de Veluwe.

Hoewel we bij de Veluwe het eerst denken aan heidevelden, loofbossen, naaldbossen en zandverstuivingen, beantwoordt de Veluwe ook aan de volgende
karakteristiek.
Over het algemeen is de Veluwe nogal voedselarm en droog. De voedingsbodem bestaat uit kwartsrijke zanden, die niet erg voedselrijk zijn.

En door de mens is de grond door eeuwenlange roofbouw uitgemergeld geraakt. Er groeien dus meer planten uit voedselarme milieus dan uit voedselrijke milieus. (Alle planten kunnen wel op rijkere grond groeien, maar daar worden ze eerder overwoekerd.)

Milieus van de Veluwe.

Van het oorspronkelijke oerbos zijn sinds de middeleeuwen de laatste restanten verdwenen.
Wat overbleef waren onafzienbare heidevelden op een door primitieve landbouw en eeuwenlange begrazing door schapen sterk verarmde grond.
Na het midden van de 19e eeuw werden op de Veluwe veel naaldbossen aangeplant, voor 75% inheemse grove den; de rest was o.a. douglasspar en lariks.

De schapenlandbouw werd minder. Op de hei kwam meer natuurlijk bos van den, berk en eik; vrij open bos met onderbegroeiing.
Op de stuwwallen kwamen loofbossen waarvan het hakhout wat rijkere onderbegroeiing had. Onder oude beuken was de grond zuur en ontbrak de kruidlaag volledig.
Bij de heide-stuifruggen vormden zich waterdichte oerlagen, waarop vennen ontstonden en ondiepe leemlagen.
Aan de randen van de Veluwe maakte het afvloeiende grondwater extensieve landbouw mogelijk: de blauwgraslanden.

In de middeleeuwen ontstonden al graanakkers en aardappelakkers, met specifieke akkerflora. Aan de randen van bemeste akkers groeiden houtwallen van berken en eiken. Hier was een rijkere ondergroei van mooie voorjaarsbosplanten te zien. Er kwamen meer cultuurlanden, weiland en hooiland. Zij hebben een flora van meer en minder voedselrijke vochtige gronden en oevers. En in de dalen kwamen nattere broekbossen van elzen en berken. Zij konden een rijkere ondergroei hebben.
Het vroegere veen is praktisch helemaal afgegraven, maar vertoont door het schone grondwater nog wel de karakteristieke flora van ‘kwelplanten’.
Uitgaande van erosiedalen zijn op veel plaatsen sprengenbeken gegraven om watermolens aan te drijven. Hier groeide flora van brongebieden en stromend water.

Natuurlijk kende de Veluwe ook cultuurgebied met wegbermen, overgangsgebieden met het karakter van een voedselarme zure zandgrond.
En tenslotte waren er de gegraven leemkuilen, met ondoorlaatbare bodems met wat kalk en mineralen. Dit vormde bij afgraving een voedingsbodem voor bijzondere plantensoorten.

Het onderzoek.

Elk milieu kent zijn eigen plantenwereld. We kunnen de planten in ecologische groepen indelen naar hun relatie met het milieu.

Om van de Heimanshof een ‘spiegel van de Veluwe’ te maken, moeten er zoveel mogelijk van de hierboven beschreven milieus in de heemtuin vertegenwoordigd zijn. De eerste stap voor herinrichting van de Heimanshof was dan ook: inventariseren wat er al is aan planten en specifieke biotopen. Ria Engberts verdeelde de tuin daarvoor in 44 stukken, zonder het eiland. Er werd gekeken naar de toestand van de planten (groeiden ze goed, matig of slecht) en naar het aantal zaailingen (ging het goed met de voortplanting of niet).
Zo werd geconcludeerd welke groepen zich in het gebied het sterkst manifesteerden. Het sterkst vertegenwoordigd was de ecologische groep ‘planten van bossen en bosranden op droge zure grond’. Dat zal niemand verbazen!

Daarna volgde een onderzoek met een bodemkundige analyse, om te kijken welke landschappelijke aanvullingen nog mogelijk zijn. En er volgde later nog een onderzoek naar de kwaliteit van het beekwater.

Herinrichtingsplan.

De resultaten van het onderzoek , uitgezet in allerlei voor een leek onbegrijpelijke staafdiagrammen per gebiedje, leidden tot een herindelingsplan.
Naast de bestaande wei, hei, border, en vijvers en beekoevers wordt er gestreefd naar verschillende gebieden met specifieke plantengemeenschappen conform de ecologische groepen.

Er komt een plan voor een leemkuil, een vochtig blauwgrasland, een schraalgrasland met een knuppelbrug erover, een ruïnemuur achter de border, een tredplantenstrook naast de hei, een grassentuin en een varenhoek, nieuwe paden, een extra bruggetje en een knuppelbrug over het veentje. Dit alles heeft tot doel nieuwe milieus mogelijk te maken. Ook werd er gedacht aan een dam door de grote vijver, zodat er een beekstromend deel en een deel met stilstaand water zou zijn. Dat zou heel verschillende beplantingen mogelijk maken.

De tien jaar erna.

Tussen 1994 en 2004 is er hard gewerkt aan al deze ideeën.
Het veentje werd vergroot. Er kwam een knuppelbrug overheen en er kwam een zandstrandje.

Er werd achter de border een muur gemetseld met ouderwetse mortel, geschikt voor muurplanten.
Er kwam een roggeakker, zo af en toe bemest met biologische paardenmest. Het gaat ons om de akkerplanten.
Voor de leemkuil werd leem ingevoerd, de kuil werd in de juiste vorm gegraven, maar wel op een tiende van de ware grootte.
De wanden en de bodem werden met 10 cm leem bekleed.
Een boswachter gaf ons de leemplanten uit een leemkuil die moest verdwijnen voor een stadsuitbreiding.

Daarna werd er grond uit het gebied voor een blauwgrasland gehaald en daarmee werd de hei vergroot. In de ontstane kuil werd vijverfolie aangebracht. En er kwam schoon zand van verderop weer voor terug. Het schraal-grasland lieten we glooiend aflopen naar de beek. Er kwam arm en rijk bos, en een varenhoek.
Overal werden de juiste planten voor gezocht, gekocht en geruild met andere heemtuinen.
Kortom, er is na 1994 veel werk verzet, onder leiding van Henk Menke en zijn opvolger Ria Engberts.
Was er dan na 10 jaar alweer een beleidsplan nodig?

Tien jaar later, 2004.

Heemtuinbeleidsplan voor de lange termijn.

Hoewel wij, vrijwilligers van de Heimanshof, al heel veel jaar met plezier werken, worden we wel ouder. Daarom besluiten we een ‘Heemtuinbeleidsplan voor de lange termijn’ op papier te zetten, voor onze latere opvolgers.
Onze doelstelling bestaat uit 4 elementen:

  1. Biotoop: Zoveel mogelijk planten en kleine dieren van de Veluwe behouden en ruimte bieden door middel van geschikte biotopen.
  2. Biologisch evenwicht: Een tuin in stand houden die een landschappelijk evenwicht laat zien, waarbij ook de leeftijd van de tuin zichtbaar is.
  3. Een goede ruimtelijke ordening: Dit kleinschalige parkje op zo’n manier beheren dat er een boeiend en afwisselend zicht ontstaat op open plekken en bosgordels; een soort miniatuur landschap.
  4. Educatie: Van oudsher is het doel van de tuin geweest om kennis over de natuur door te geven aan bezoekers van de camping “De Paasheuvel”en anderen.

Wat is er op langere termijn haalbaar?

Het in stand houden van de zeldzame planten is niet eenvoudig. Er zijn daarbij een aantal factoren die we niet in de hand hebben:
– Groei naar ouderdom zorgt ervoor dat de heemtuin naar een ander type tuin groeit, namelijk naar een bostuin.
– De zure regen zorgt voor verrijking van de grond. Wij kunnen deze verrijking (o.a. grassen) waar nodig proberen tegen te gaan.
– De luchtvervuiling. Wij kunnen planten die daarop reageren met extreme groei (braam, brandnetel, enz.) in de tuin sterk aan banden leggen. Maar voor de planten die hierdoor uitsterven kunnen we niets doen.
– Ook op de watervervuiling kunnen we nauwelijks invloed uitoefenen (wallenkanten met gif bespuiten), behalve actie voeren om de vervuiling bij de bron aan te pakken. Dat heeft in het verleden gelukkig al veel opgeleverd, o.a. via het Waterschap Veluwe.
– Klimaatveranderingen gaan heel geleidelijk, maar ze hebben het eerst invloed op de kwetsbare, zeldzame planten en dieren. Meer afwisselend landschap kunnen wij op deze 0,6 hectare niet bieden.
– Zon en schaduw. Door het kleine oppervlak van het gebied en de hoge bomen langs de randen zal het aantal zon-uren in de tuin voorlopig nog blijven afnemen. Dit is een proces dat al jaren aan de gang is. Meer zon binnenhalen betekent kaalslag in de bomenrand rondom de tuin. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen de nodige bezonning voor zeldzame planten en een natuurlijk aandoend landschappelijk geheel.

Inventarisatie.

In mei 2004 wordt er een boomkronenmeting verricht, waaruit blijkt dat als de bomen nog groter worden, hun schaduw het grootste deel van de tuin zal beslaan.
Er wordt in een zon- en schaduwgrafiek gekeken hoeveel zon er op de heide, de border en het hele middengebied valt. Dat is dus veel te weinig.
Er wordt een landschapsplan gemaakt voor de toekomst: de kuil en omgeving (volwassen bosgebied), het middenveld (open zonnige ruimte), de bosranden rondom het middenveld en de vijvers (mosrijk, bladrijk) en de boswal langs het voormalige kampeerterrein.

Kiezen voor een zonnige tuin.

Samen met bosbouwkundige Joop van Schie wordt er een lijst gemaakt met beheermaatregelen voor de praktijk.
Meer zon in het midden betekent in de randen er omheen struiken toelaten tot maximaal 2,5 meter hoogte. Meer zon in het midden betekent aan de zuid- en zuidwestzijde de grootste bomen kappen, zodat er grote stroken zonlicht in de buitenkant ontstaan.
Er zijn elzen, berken, grote beuken, inlandse en Amerikaanse eiken omgehakt tijdens een winterse vorstperiode. (Dat waren pijnlijke besluiten!)
Er komt ook nieuwe aanplant, voor zo’n 1800 Euro, betaald door onze eigen Stichting Vrienden van de Heimanshof.

Weer tien jaar later, 2014.

Tien jaar later wordt in de Heimanshof nog steeds gewerkt met dit ‘Handvat voor goed beheer’ in de hand.
De landschappen zijn tot rust gekomen, Er is een evenwichtige ‘museumtuin’ ontstaan met veel planten en dieren, zon en schaduw, oud loofbos en jonger broekbos, stromend en stilstaand water, enzovoorts.
Er is veel geïnventariseerd: meer dan 300 planten, bomen en struiken.

Er zijn 24 soorten broedvogels geteld, minstens 12 vlindersoorten, 12 varensoorten, en in 3 jaar tijd 120 paddenstoelen.
Maar er moet wel gewerkt worden om al dit moois in stand te houden. Dat blijven we elke maand trouw doen met onze kleine groep wieders, maaiers en snoeiers.
De Heimanshof toont zich er dankbaar voor! En veel bezoekers ook, want deze tuin is niet alleen de een-na-oudste tuin in Nederland, maar ook een hooggewaardeerde tuin bij onze collega’s veldbiologen!

Els Kaper-Klaver